Netwerk woordenboek - Computerwoorden.nl: Een begrip in de ICT!
computerwoorden.nl
Netwerk woordenboek
Printlijst:
Home | Sitemap | Zoektips |

Netwerk

SA

  • Security Association
Een simplexverbinding tussen twee eindpunten met daaraan een beveiligingsidentificatienummer gekoppeld.

SA

  • Source Address
Het adres van de verzender van een netwerkpakket.

SAP

  • Service Access Point
De interface tussen elk van de zeven lagen in de protocol-stack van het OSI-model heeft verbindingspunten, die op adressen lijken en voor communicatie tussen de lagen worden gebruikt. Er kunnen in elke protocollaag meerdere SAP's gelijktijdig actief zijn.

SAS

  • Single Attachment Station
Dit is een alleen aan de primaire FDDI-ring aangesloten apparaat. Snelle werkstations met een FDDI-aansluiting worden, veelal via een concentrator, op deze manier aangesloten.

SC

  • Siecor Connector
Bayonet-connector voor optische vezelkabel.

SDH

  • Synchronous Digital Hierarchy
Netwerksoort. Is betrouwbaarder dan PDH en leidt het verkeer om als een lijn het laat afweten. Multiplexing-infrastructuur voor glasvezelkabels op basis van SONET. SDH gebruikt STM-1 als basisformaat.

Secundaire ring

Dit is de reserve-ring bij de wrap-toestand van een apparaat. Indien 2 MAC's worden gebruikt, is de ring eveneens transportmedium.

Segment

In een netwerk de kabellengte tussen twee terminators. Een segment kan ook verwijzen naar boodschappen die door het protocol-stuurprogramma in kleinere eenheden zijn opgedeeld.

Segment

Deel van een netwerk waarin stations direct met elkaar kunnen communiceren. Een segment wordt bij Ethernet door de maximale lengte van de kabel bepaald. Alleen binnen dit segment kunnen computers direct via de hardware-adressen worden aangesproken. Deze adressen zijn bij computers in andere segmenten onbekend; om daarmee te communiceren zijn apparaten zoals routers noodzakelijk.

Segment-switching

Wanneer een switch meerdere workstations, dus (deel-)segementen via één poort kan bedienen, dan spreek je van een 'segment-switch', in alle andere gevallen van een port-switch. Bij segment-switching moet de switch in staat zijn meerdere MAC-adressen per poort te beheren. Een port-switch kan maar één workstation per poort aanspreken. Deze configureatie is bij een segment-switch welliswaar ook mogelijk, maar niet dwingend voorgeschreven. Port-switches zijn er ook als insteekkaarten voor modulaire enterprise-hubs, die dan via backplane-segemnten verschillende netwerken kunnen aanspreken.

Segmenteren

Segmenteren is het fysiek of logisch scheiden van een netwerk. Met andere woorden door een koppeling aan te brengen tussen 2 fysieke netwerken, kan er verkeer gaan lopen tussen deze delen. Ook kun je, door een koppeling tussen 2 protocollen te maken, een brug slaan tussen deze protocollen.

Segmenteren door middel van routers

Routers scheiden fysiek de segmenten van elkaar. Een Router filtert de packets en beslist of deze over de Router naar een ander segment mogen. Ook kan een Router kijken of hij het packet soms naar een andere Router toe moet sturen. Als dit het geval is, zal de Router dit uitvoeren en kijkt de ontvangende Router naar welk segment bij die Router het packet door moet. Op een Router kun je enorm veel dingen configureren, een aantal van deze zaken zijn:
  • Omgang met broadcasts
  • Omgang met DHCP
  • Omgang met protocollen (Router kan 1 protocol wel en het andere niet doorlaten).

Segmenteren redenen

  • Performance-verbetering
    Door het netwerk fysiek te scheiden in 2 delen wordt de theoretische belasting op de kabels gehalveerd. Door nu een koppeling te maken tussen deze 2 delen waarover beperkt netwerkverkeer kan, is het toch mogelijk de 2 delen als 1 netwerk te laten functioneren en te beheren.
  • Het scheiden van gevoelige data
    Door het netwerk op protocolniveau te scheiden is een zekere bescherming van gevoelige data mogelijk. Er valt te denken aan een firewall. De firewall dient dan als poortwachter.
  • Noodzaak i.v.m. het fysiek te ver van elkaar verwijderd liggen van segmenten (koppeling van LAN's)

Sensitivity

  • Gevoeligheid
De minimale signaalsterkte die een ontvanger in een netwerk nodig heeft om een signaal te kunnen onderscheiden van de achtergrondruis.

SERCnet

  • Science Engineering Research Council Network
Vroegere netwerk tussen de Britse universiteiten, werd in 1977 vervangen door JAnet.

Server

Een in het netwerk opgenomen computer die zijn configuratie (harde schijf, printer, modems, gateway) beschikbaar stelt aan andere gebruikers, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in central en distributed servers:
  • central:
    alle gemeenschappelijk te gebruiken resources zijn gekoppeld aan deze computer. Als de computer niet meer als normaal werkstation is te gebruiken spreken we van een dedicated server.
  • distributed:
    binnen het netwerk zijn meerdere computers opgenomen die hun resources aan andere gebruikers beschikbaar stellen.

Server appliances

Kant-en-klare apparaten waarop het besturingssysteem en de nodige serversoftware vooraf zijn geïnstalleerd, zodat u ze gewoon in een bestaand netwerk kunt pluggen.
Een kant-en-klare storage server van Dell.
Een kant-en-klare storage server van Dell.

Server-based netwerk

Een netwerk waarbij dedicated servers de beveiliging van hulpbronnen en van andere netwerkfuncties verzorgen. Server-based netwerken zijn het standaardmodel voor netwerken met meer dan tien gebruikers.

Service Access Point

  • SAP
De interface tussen elk van de zeven lagen in de protocol-stack van het OSI-model heeft verbindingspunten, die op adressen lijken en voor communicatie tussen de lagen worden gebruikt. Er kunnen in elke protocollaag meerdere SAP's gelijktijdig actief zijn.

Service Netwerk DDE

  • Service Netwerk Dynamic Data Exchange
De service Netwerk DDE (Dynamic Data Exchange) biedt een netwerktransport en beveiliging voor DDE-uitwisselingen.

Service Netwerk DDE DSDM

  • Service Netwerk Dynamic Data Exchange DDE Share Database Manager
De service Netwerk DDE DSDM (DDE Share Database Manager) beheert gedeelde DDE-uitwisselingen. Deze service wordt gebruikt door de service Netwerk DDE.

Sessiebeheer

Het tot stand brengen, het onderhouden en het beëindigen van verbindingen tussen stations op het netwerk.

Sessielaag

  • Session Layer
Eén van de zeven lagen van het ISO-OSI-Reference Model. Deze laag regelt de taal die de twee computers aan weerskanten van de verbinding spreken. Dit heet het gesprekprotocol. Voorbeelden van deze laag zijn RS232 en X.21. Een van de lagen van netwerkcommunicatie. De sessielaag opent de communicatie en heeft tot taak de communicatie tussen alle nodes van het netwerk in het gareel te houden. De sessielaag bepaalt het begin en het einde van de boodschap en bepaalt of deze half duplex (computers zenden en ontvangen om de beurt) of full duplex (computers zenden en ontvangen tegelijkertijd) wordt verzonden. Dankzij laag 5 kunnen twee applicaties op verschillende computers een verbinding met elkaar tot stand brengen, deze onderhouden en beëindigen. Deze laag regelt de naamherkenning en functies, zoals beveiliging, die nodig zijn om twee applicaties via een netwerk te laten communiceren. Zorgt voor synchronisatie van gebruikerstaken door controlepunten in de datastroom aan te brengen. Wanneer het netwerk faalt, hoeft alleen de data na het laatste controlepunt opnieuw te worden verzonden. Deze laag zorgt ook voor dialoogcontrole tussen de diverse communicatieprocessen en bepaalt welke computer zendt, wanneer, voor hoe lang, enzovoort.

Session

Een verbinding of koppeling tussen twee stations in het netwerk.

Shadowing

Een techniek om een scherm van een gebruiker over te nemen en te bedienen, zodat de beheerder de gebruiker kan ondersteunen. Microsoft noemt dit Remote Control, Citrix noemt dit shadowing.

Shielded Twisted Pair

  • STP
Een geïsoleerde kabel met draden die om elkaar heen zijn gedraaid met een minimum aantal draaiingen per foot (=0,305 meter). De draaiingen verminderen de interferentie tussen de draden en meer draaiingen per foot geeft minder interferentie (overspraak).

Signaalweerkaatsing

In een busnetwerk wordt het signaal over het hele netwerk gezonden. Als het signaal ongehinderd zijn weg zou kunnen vervolgen, zou het over de kabel heen en weer blijven kaatsen waardoor andere computers geen signalen kunnen zenden. Om dit te verhinderen wordt op elk kabeleinde een zogenaamde terminator aangesloten die de zwevende signalen absorbeert. Hierdoor wordt de kabel vrijgemaakt zodat andere computers gegevens kunnen verzenden.

Single sign-on

Eenmaal aanmelden en vervolgens bij alle diensten kunnen komen zonder nog een keer aan te hoeven melden. Dus met hetzelfde gebruikersnaam en wachtwoord kunt u aanmelden voor alle diensten, zoals mail, bestanden op het netwerk en de werkplek zelf. Eenmaal aanmelden en verder die dag/sessie niet meer aan te hoeven melden (behalve dan wanneer de werkplek op slot (gelocked) gaat.

Singlemode Glasvezelkabel

De singlemode 9u/125u kabel is voorzien van een enkelvoudige glading waardoor het lichtsignaal zoveel mogelijk eenparig rechtlijnige beweging heeft. Singlemode kabel heeft het voordeel dat het signaal nauwelijks of niet wordt vervormd (angle free) en over tientallen kilometers zonder tussenkomst van versterkers kan worden toegepast. Daarnaast vereist singlemode kabel zeer kostbare installeringsapparatuur. Dat maakt de toepassing van deze kabel tientallen guldens per meter duurder dan de multimode kabel. Geen wonder dat in netwerken, waar de afstanden veelal niet zo groot zijn, multimode kabel het meest wordt gebruikt.

Site

Computer binnen een netwerk die er permanent mee verbonden is.

Sitesurvey

Hiermee kan de kwaliteit van de verbinding op bepaalde plaatsen worden bekeken.

SMA-connector

Een stekkertype voor gebruik aan glasvezelkabels; het verlies in deze stekkers is circa 1 dB.

SMAP

  • System Management Application Process
Dit is een proces dat via de LME's voor het beheer van de protocolstacks in het netwerk wordt gebruikt.

SMDS

  • Switched Multimedia/Multi-Megabit Data Service
De eerste geschakelde breedbanddienst die publiek werd aangeboden. Het verbindt meerdere LAN's met een snelheid van 45 Mbps.

SMFA

  • Systems Management Functional Area
Dit is de benaming voor alle hoofdfuncties, zoals Fault-, Accounting-, Configuration-, Performance- en Securitymanagement die het netwerkmanagement in een ISO-netwerk moet verrichten. Binnen deze Functional Area's zijn verschillende functiegebieden, zogenoemde Functions, gedefinieerd. Een voorbeeld van zo'n functie is Object Management. In een Function worden basisoperaties, de zogenoemde Services, beschreven.

SMI

  • Structure of Management Information
Dit zijn specificaties hoe netwerkvariabelen en -objecten moeten worden gedefinieerd. SMI vormt samen met SNMP (protocol) en MIB (database) een totale managementstructuur voor een netwerk.

SMT

  • Station Management
Dit is het station management van een systeem dat aan een FDDI-ring is aangesloten; daardoor kan het desbetreffende management bewaakt worden. Het bestaat uit de onderdelen: Ring Management (RMT), Configuration Management (CFM), Connection Management (CMT), Physical Management (PCM) en Entity Co-ordination Management (ECM). De desbetreffende ANSI-norm is X3T9.5 Rev 6.2.

SNA

  • Systems Network Architecture
Netwerkarchitectuur van IBM. Deze voldoet NIET aan het OSI-model. Een door IBM ontwikkeld netwerksysteem. SNA is een raamwerk voor communicatie dat op brede schaal wordt toegepast. Het is ontwikkeld door IBM om netwerkfuncties te definiëren en om standaards op te stellen waarmee verschillende computermodellen gegevens kunnen uitwisselen en verwerken. SNA is in wezen een ontwerp dat netwerkcommunicatie in vijf lagen verdeelt. Elk van deze lagen, vergelijkbaar met het OSI-model, stelt een functieniveau voor dat zich van de fysieke verbindingen naar de applicatie software omhoog verplaatst.

Snelnet

Experiment met ADSL in Amsterdam. Een proef door PTT Telecom in samenwerking met NOB Interactive en Surfnet. De deelnemers kunnen sneller surfen op het Internet. Ook is het mogelijk om videobeelden binnen te halen via de bestaande telefoonlijn. In december 1997 ging SnelNet van start, een technische proef waarbij een testgroep de beschikking kreeg over een snelle 2 Mbit internetverbinding. PTT Telecom installeerde in ongeveer 1000 Amsterdamse en Zaanse huishoudens een uit de kluiten gewassen Orckit FastInternet ADSL-modem, een Pentium 166 MMX pc van IBM en een ADSL-splitter. De pc bevat een 10 Mbps ethernetkaart van 3Com, die via een UTP-kabeltje in de Orckit wordt geplugd. Met SnelNet heeft de consument via de bestaande telefoonlijn een snelle internetverbinding met provider SurfNet. De door de PTT gegarandeerde downloadsnelheid van 2 Mbps maakt het mogelijk in real-time videobeelden op te vragen. Deze staan in Mpeg 1 formaat op de server van NOB Interactive.

Sniffer

Een sniffer is een programma dat het netwerk bekijkt en de dataverkeer analyseert, het detecteert bottlenecks (verstoppingen) en problemen. Met deze informatie kan de beheerder het netwerkverkeer effectief laten werken. Een sniffer kan tevens worden gebruikt om legitieme of niet legitieme datapakketjes te onderscheppen op een netwerk. Een netwerk router leest ieder pakket dat voorbij komt en geeft deze door, of het bedoeld is voor een bestemming op zijn eigen netwerk of dat het doorgestuurd moet worden op het Internet. Een router met een ingebouwde sniffer zal daarentegen de zend- als ontvangstadres in het datapakketje lezen. Sniffers worden veel gebruikt op netwerken op scholen en universiteiten om ervoor te zorgen dat er geen bottlenecks ontstaan door file-sharing (gedeelde bestanden) applicaties zoals Napster en Gnutella. De term sniffer wordt soms ook gebruikt voor programma's die andere data dan netwerkverkeer analyseert, bijvoorbeeld een database kan worden geanalyseerd voor bepaalde duplicaten. Diverse bedrijven leveren producten waar het woord Sniffer in voorkomt.

Socket relay

Manier waarop een proxy data gescheiden houdt. Hierbij wordt de aanvraag van het interne netwerk op een poort gekoppeld aan de juiste poort van Internet, waarbij de proxy de gegevens doorsluist tussen deze twee poorten.

SONET

  • Synchronous Optical Network
Een glasvezeltechniek die gegevens kan verzenden met een snelheid van meer dan één gigabit per seconde. Netwerken die op deze techniek zijn gebaseerd, kunnen spraak, gegevens en video leveren via een systeem van tijdmultiplexing (TDM). SONET is een standaard voor optisch transport, en werd ntwikkeld in 1985 door Bellcore. SONET werd in 1989 grotendeels overgenomen door het CCITT onder de naam SDH.

Source node

De PC in een netwerk die een datapakket verstuurt naar een destination node.

Source Routing

Een techniek van routering van bridges in TokenRing-netwerken. Als de RII-bit in het afzenderadres ' 1' is, wordt source routing gebruikt. Bij source routing wordt een veld van 18 bytes lang na de twee adresseringsvelden (MAC) aan het adresseringsetiket toegevoegd. Dit routingveld heeft een controleveld van 2 bytes en 8 velden van 2 bytes met de ringnummers van de andere TokenRings, en de bridge-ID's van de tussenliggende bridges. In een TokenRing-netwerk kunnen dus maximaal 8 TokenRings en 7 bridges, tussen 2 gebruikers, zijn opgenomen. Deze techniek is de tegenhanger van transparant bridging, dat in Ethernet-netwerken wordt toegepast.

Spanning Tree Algorithm

  • Transparant Bridging
De tegenhanger in een Ethernet-netwerk van source routing in een TokenRing-netwerk. Deze dient om de lokale gebruikers en het aantal bruggen en verbindingen daartussen te bepalen en bij uitval van een verbinding de backup-lijn in te schakelen. De IEEE-norm is 802.1 D8.

Splicing

Het verbinden van twee glasvezels door de uiteinden samen te smelten.

SRT

  • Source Routing Transparant bridging
Dit is een IEEE-norm voor bridging van Ethernet, TokenRing en FDDI. SRT is gelijk aan source routing tenzij een frame wordt ontvangen zonder route-informatie, waarna op transparant bridging wordt overgegaan.

SSCP

  • Systems Services Control Point
De centrale besturing van een SNA-netwerk.

SSID

  • Service Set Identifier
  • ESSID
  • Extended SSID
Unieke identificatienaam voor een accesspoint of draadloze netwerkkaart. Elk pakketje dat verzonden wordt, bevat de SSID zodat het accesspoint weet van welke client het pakketje afkomstig is.
SSID instelling in configuratiescherm van Linksys Access Point.
SSID instelling in configuratiescherm van Linksys Access Point.

SSP

  • Service Switching Point
Onderdeel van een geschakeld netwerk waarin abonnees zijn verbonden door een SCP via een genormeerde interface.

ST

  • Straight Tip
Connector voor een optische vezelkabel van AT&T.

ST-connector

Een stekkertype voor gebruik aan glasvezelkabels. Het verlies in deze stekkers is circa 0,5 dB. Deze connector heeft een bajonetsluiting.

ST-SC

Type glasvezel connector, die voornamelijk om historische redenen algemeen verspreid is.
ST-SC connectors.
ST-SC connectors.

STA

  • Spanning Tree Algorithm
  • Transparant bridging
De tegenhanger in een Ethernet-netwerk van Source Routing in een TokenRing-netwerk. Dient om het aantal bruggen en verbindingen tussen lokale gebruikers te bepalen en bij uitval van een verbinding de backuplijn (bridge) in te schakelen. De IEEE norm is 802.1 D8. Meerdere LAN's kunnen door meerdere paden met elkaar verbonden zijn. Hiervoor heeft het IEEE 802.1 Network Management Committee het Spanning Tree Algorithm (algoritme voor netwerken van een omspannende boom) ontwikkeld dat overtollige paden elimineert. Met STA wisselen bridges bepaalde besturingsgegevens onder elkaar uit, waarmee ze overtollige paden proberen te vinden. De bridges bepalen wat de meest efficiënte route is, gebruiken die en schakelen de andere uit. Elke uitgeschakelde route wordt weer geactiveerd als de hoofdroute niet meer beschikbaar is.

Standaardgateway

  • Default gateway
De plaats op een netwerk waar alle gegevenspakketten met een onbekend adres naartoe worden verzonden.

Standaardkabels

Bij de installatie van kabelsystemen in gebouwen moeten standaardkabels worden gebruikt, Dat zijn:
  • 10 BASE 5, coaxiaal kabel, ook wel 'Yellow Cable' of dikke (thick-) Ethernetkabel genoemd.
  • 10 BASE 2, coaxiaal kabel, ook wel dunne (thin-) Ethernetkabel genoemd.
  • 10 BASE F, glasvezelkabel in verschillende kwaliteiten.
  • 10 BASE T, vieraderige kabel, ook wel 'twisted pair cable' (shielded of unshielded) genoemd.

Sternetwerk

Een netwerktopologie waarbij een centraal punt is verbonden met een aantal nodes. De nodes communiceren via dit centraal punt met elkaar. De stertopologie is ideaal voor WAN-applicaties waarbij remote offices gebruik maken van een centraal kantoor. Een groot voordeel is dat alle verbindingen uitkomen op een centraal punt. Verbindingen van o.a. hubs en software kunnen dus vanaf één plaats beheerd worden. Zwak punt van een dergelijk systeem is dat het complete netwerk onbruikbaar is bij een storing. Vanwege de grote hoeveelheden verbindingen wordt deze topologie vrijwel niet gebruikt voor PC-netwerken. Een mainframe met terminals is een voorbeeld van een dergelijk netwerk.
Schematische weergave van een sternetwerk.
Schematische weergave van een sternetwerk.

STM-1

  • Synchronous Transmission Mode 1
Transmissieformaat van SDH met een brutosnelheid van 155,52 Mbps.

STM-16

  • Synchronous Transmission Mode 16
Transmissieformaat van SDH met een brutosnelheid van 2488,32 Mbps.

STM-4

  • Synchronous Transmission Mode 4
Transmissieformaat van SDH met een brutosnelheid van 622,08 Mbps.

STP

  • Shielded Twisted Pair
Een ge�soleerde kabel met draden die om elkaar heen zijn gedraaid met een minimum aantal draaiingen per foot (=0,305 meter). De draaiingen verminderen de interferentie tussen de draden. Meer draaiingen per foot geeft minder interferentie (overspraak).

Strategisch netwerkbeheer

Strategisch netwerkbeheer betreft de activiteiten binnen een organisatie, gericht op het vormen van een infrastructuur voor de informatievoorziening.

Stratos connector

Een stekkertype voor gebruik aan glasvezelkabels. Het verlies in deze stekkers is ca 0,8 dB.

STS-1

  • Synchronous Transport Signal 1
STS-1 is het elementaire doorvoerkanaal van SONET. Per 125 microseconden worden er 810 bytes verstuurd, wat leidt tot een brutosnelheid van 51.84 Mbps.

Subnet

Het geheel van communicatielijnen en routers dat diverse LAN's samenbundelt tot een WAN.

Superscope

Een groep van twee of meer child-scopes die verschillende logische netwerken binnen een enkel fysiek netwerk definiëren.

SURFnet

  • Samenwerkende Universitaire Rekencentrum Faciliteiten netwerk
Netwerk van onderwijs- en onderzoeksinstellingen in Nederland. Doelstelling is het aanbieden van netwerktoegang aan elke student en stafmedewerker van de aangesloten universiteiten. Als zodanig is SURFnet vanzelfsprekend ge�nteresseerd in de massale ontsluiting van de thuiswerkplekken van deze doelgroep, wat al geresulteerd heeft in het aanbieden van aansluitingen op internet via de kabel. Levert sinds kort ook internettoegang aan bedrijven en instellingen.

Switch

Een apparaat voor de netwerkcommunicatie dat gegevens rechtstreeks van de ene poort naar de andere poort kan sturen, waardoor de responstijd verbetert en de kans op botsingen afneemt. Ethernet switches zijn het meest bekend, deels omdat het voor botsingen gevoelige Ethernet het meest profiteert van switching. Een standaard Ethernet switch zorgt ervoor dat de volledige bandbreedte tussen de poorten beschikbaar komt en loopt daarna de rest van de verbindingen door, waardoor deze allemaal de volledige bandbreedte om de beurt krijgen toegewezen.

Switched Leadership

De volgende generatie netwerken voor omvangrijke bedrijfsomgevingen met krachtige LAN- en WAN-routers en switches.

Switched Virtual Circuits

  • SVC's
Bij SVC's wordt voor de verbinding tussen eindcomputers een specifieke route over het netwerk gebruikt. De netwerk-resources zijn aan het circuit (de verbinding) gebonden en de route wordt gehandhaafd totdat de verbinding wordt verbroken. Ze staan ook bekend als point-to-multipoint-verbindingen.

Synchronous Optical Network

  • SONET
Een glasvezeltechniek die gegevens kan verzenden met een snelheid van meer dan één gigabit per seconde. Netwerken die op deze techniek zijn gebaseerd, kunnen spraak, gegevens en video leveren via een systeem van tijdmultiplexing (TDM). SONET is een standaard voor optisch transport, en werd ntwikkeld in 1985 door Bellcore. SONET werd in 1989 grotendeels overgenomen door het CCITT onder de naam SDH.

Systems Network Architecture

  • SNA
SNA is een raamwerk voor communicatie dat op brede schaal wordt toegepast. Het is ontwikkeld door IBM om netwerkfuncties te definiëren en om standaarden op te stellen waarmee verschillende computermodellen gegevens kunnen uitwisselen en verwerken. SNA is in wezen een ontwerp dat netwerkcommunicatie in vijf lagen verdeelt. Elk van deze lagen, vergelijkbaar met het OSI-model, stelt een functieniveau voor dat zich van de fysieke verbindingen naar de applicatiesoftware omhoog verplaatst.