Lijst met DOS commando's (opdrachtregels) - Computerwoorden.nl: Een begrip in de ICT!
computerwoorden.nl
Lijst met DOS commando's (opdrachtregels)
Printlijst:
Home | Sitemap | Zoektips |

Doscommando's

ANSI.SYS

Stuurprogramma waarin de ASCII-codes voor het scherm, de scherm- en cursorbesturingstekens en de codes door het toetsenbord en de functietoetsen worden gedefinieerd. Deze file wordt geladen als device-driver in het bestand config.sys, met een opdracht DEVICE of DEVICEHIGH. Definieert functies voor het wijzigen van de schermweergave en de cursorverplaatsing en het opnieuw definiëren van toetsen.
Resultaat van het commandoregel
Resultaat van het commandoregel "prompt=$_$d$_$t$h$h$h$_$e[1;37;43mMy Computer$e[44m $p$g".

Apenstaartje

  • @
Het apenstaartje kan er ook voor zorgen dat bepaalde opdrachten niet getoond worden. Voorbeeld: @echo heeft tot gevolg dat de eronderstaande opdrachten niet getoond worden in een batch-bestand; @[opdracht] zorgt ervoor dat [opdracht] niet getoond wordt op de monitor; het resultaat is wel zichtbaar.
Het apenstaartje.
Het apenstaartje.
Stukje batch-bestand.
Stukje batch-bestand.

Append

Stelt programma's in staat gegevensbestanden in opgegeven mappen te openen alsof deze bestanden zich in de huidige map bevinden.

Append
Syntax:
APPEND [[station:]pad[;...]] [/X[:ON | :OFF]] [/PATH:ON | /PATH:OFF] [/E]
APPEND ;
Parameter Beschrijving
[station:]pad Specificeert het station en de map die u wilt toevoegen.
/X:ON Maakt dat in de toegevoegde mappen gezocht wordt naar bestanden en naar uit te voeren programma's.
/X:OFF Zoekt alleen in toegevoegde mappen bij het openen van bestanden. /X:OFF is de standaardinstelling.
/PATH:ON Maakt dat in de toegevoegde mappen gezocht wordt naar bestanden met een pad. /PATH:ON is de standaardinstelling.
/PATH:OFF Schakelt het effect van /PATH:ON uit.
/E Bewaart een kopie van de toegevoegde map in een omgevingsvariabele APPEND. U kunt /E alleen opnemen de eerste keer dat u APPEND gebruikt nadat u uw systeem hebt gestart.
Typ APPEND ; om de lijst met toegevoegde mappen leeg te maken. APPEND zonder parameters geeft het overzicht weer van de toegevoegde mappen.

ARJ

Extensie die aangeeft dat een computerbestand gecomprimeerd is. Voor decompressie heb je het programma ARJ.EXE nodig. Te gebruiken: ARJ ; [-; -;] ; [...] Voorbeeld: ARJ a -r -wtemp SOFTWARE A*.*
ARJ
ARJ

ARP.EXE

Microsoft verschaft het hulpprogramma ARP.EXE, waarmee u de ARP-cache die wordt meegeleverd bij Microsoft-producten kunt bekijken en aanpassen. Met behulp van ARP.EXE kunt u handmatig adressen toevoegen aan de ARP-cache. Hiervoor gebruikt u de optie -s IP-adres MAC-adres. De adressen die u op die manier toevoegt, zijn statische adressen die niet vervallen. De adressen worden echter wel uit de cache verwijderd als de computer wordt uitgeschakeld of als er een broadcast wordt ontvangen met informatie die erop duidt dat de ingang onjuist is. U kunt een statische ingang uit de ARP-cache verwijderen met de optie -d IP-adres MAC-adres.
Resultaat ARP.EXE
Resultaat ARP.EXE

ARP
Syntax:
ARP -s inet_addr eth_addr [if_addr]
ARP -d inet_addr [if_addr]
ARP -a [inet_addr] [-N if_addr]
Parameter Beschrijving
-a Geeft huidige ARP-vermeldingen weer door de huidige protocol-gegevens aan te vragen. Als het inet_addr niet is opgegeven, worden alleen de IP- en fysieke adressen van de opgegeven computer weergegeven. Als meer dan ��n netwerkinterface ARP gebruikt, worden er vermeldingen weergegeven voor elke ARP-tabel
-g Hetzelfde als -a.
inet_addr Specificeert een Internet-adres.
-N if_addr Geeft de ARP-vermeldingen weer voor de netwerkinterface opgegeven door if_addr.
-d Verwijdert de host opgegeven door inet_addr. Als u sterretjes (*) als jokertekens gebruikt, kunt u alle hosts verwijderen.
-s Voegt de host toe en associeert het Internet-adres inet_addrn met het fysieke adres eth_addr. Het fysieke adres wordt weergegeven als 6 hexadecimale bytes gescheiden door een streepje.
eth_addr Specificeert een fysiek adres.
if_addr Indien aanwezig, specificeert dit het Internet-adres van de interface waarvan de adresvertaaltabel moet worden gewijzigd. Indien niet aanwezig, wordt de eerste toepasbare interface gebruikt.

Attrib

Beeldt bestandskenmerken af of wijzigt ze. Met deze opdracht kunt u de aan bestanden toegewezen kenmerken Alleen-lezen, Archief, Systeem en Verborgen afbeelden, instellen en verwijderen.

Attrib
Syntax:
ATTRIB [+R | -R] [+A | -A ] [+S | -S] [+H | -H] [station:][pad] bestandsnaam] [/S] [/D]]
Parameter Beschrijving
+ Stelt een kenmerk in.
- Verwijdert een kenmerk.
R Kenmerk Alleen-lezen.
A Kenmerk Archief.
S Kenmerk Systeem.
H Kenmerk Verborgen.
[station:][pad][bestandsnaam] Geeft een bestand of aantal bestanden op voor de bewerking met attrib
/S Verwerkt overeenkomende bestanden in de actieve map en alle submappen.
/D Verwerkt ook mappen.

AUTOEXEC.BAT

Bestand dat een pc als eerste uitvoert nadat deze is opgestart. Na het opstarten gaat de computer op zoek naar een bestand met de naam Autoexec.bat. Is dat aanwezig, dan worden de daarin opgenomen opdrachten uitgevoerd.