TCP/IP addressing - Computerwoorden.nl: Een begrip in de ICT!
computerwoorden.nl
TCP/IP addressing
Printlijst:
Home | Sitemap | Zoektips |

TCP/IP

SASL

  • Simple Authentication and Security Layer
Een protocol dat verbindingen van SMTP-clients verifieert voor een SMTP-server.

Scope

  • Bereik
Een reeks IP-adressen die een DHCP-server beschikbaar stelt aan netwerkclients.

Second-leveldomein

Een domein dat in de DNS-naamsruimte onder het hoogste domein staat. Zo is bijvoorbeeld in computerwoorden.nl .nl het hoogste domein en computerwoorden het second-leveldomein.

Secure dynamic updates

Een proces waarmee je automatisch informatie over nieuwe machines kunt toevoegen aan een DNS-database, vergelijkbaar met de manier waarop WINS zijn database met pc's onderhoudt.

Simple Mail Transfer Protocol

  • SMTP
Een onderdeel van de TCP/IP standaard voor het verzenden van mail. Dit is het electronic mail-protocol dat bij TCP/IP wordt ingezet. Internet Protocol voor de uitwisseling van e-mail.

Simple Network Management Protocol

  • SNMP
Een TCP/IP protocol om netwerken te bewaken. Bij SNMP bewaken kleine utilities, agents, het netwerkverkeer en -gedrag in cruciale netwerkonderdelen teneinde statistische gegevens te verzamelen en ze op te slaan in een Management Information Base (MIB). Om de gegevens in een bruikbare vorm te verzamelen pollt een speciaal management console-programma de agents en brengt informatie over naar hun MIB's. Komt een gegeven boven of onder parameters die de netwerkmanager heeft ingesteld, dan kan het management console-programma boodschappen op het beeldscherm zetten die aangeven waar zich een probleem voordoet en een waarschuwing sturen naar onderhoudsmedewerkers door automatisch een oproepnummer te kiezen.

Site connector

De koppeling (normaliter TCP/IP) waarover replicatie tussen twee sites geschiedt. TCP/IP of SMTP kan gebruikt worden om sites te koppelen.

SKIP

  • Simple Key Management for Internet Protocols
Onderdeel van de IPSec-standaard (IP Security).

Sliding Windows

  • Venstergrootte
  • Venster.
Een van de factoren die de meeste invloed hebben op het TCP/IP-prestatievermogen, is dat standaard elk segment dat wordt verzonden, moet worden bevestigd voordat het volgende segment kan worden verzonden. U kunt zich wel voorstellen hoe traag dit proces verloopt als er een asynchrone Telnet-overdracht (dat wil zeggen 1 teken per keer) wordt uitgevoerd via een 56K verbinding, vanaf een extern kantoor. Die procedure is op z'n zachtst gezegd nogal frustrerend. TCP/IP probeert dat probleem te verzachten door de gebruiker de mogelijkheid te bieden op te geven hoeveel segmenten er kunnen worden ontvangen voordat er een bevestiging moet worden verzonden. Het aantal uitstaande segmenten (zonder bevestiging) wordt het 'venster' of de 'venstergrootte' genoemd.

SMTP

  • Simple Mail Transfer Protocol
Een standaard voor het uitwisselen van e-mails tussen servers in een netwerk (inclusief Internet). E-mail clients maken alleen van SMTP gebruik om e-mails te versturen, niet om e-mails te ontvangen. Voor het ontvangen van e-mails wordt vaak het protocol POP3 gebruikt. SMTP is gedefinieerd in de volgende RFC's: 821, 1425, 1651, 1830, 1845, 1854, 1869, 1870 en 2197.

SN

  • Service Node
Combinatie van een SCP en een IP voor de levering van IN-diensten (Intelligent Network-diensten).

SNMP-vertaalslag

Vindt op het netwerk plaats via het netwerktransportprotocol IP, IPX of AppleTalk.

SOA RR

  • Start of Authority Resource Record
Het Start of Authority Resource Record voor een DNS zone.

Socket

Sockets worden gebruikt door services en toepassingen die een verbinding tot stand moeten brengen met een andere host of andere hosts. Sockets bestaan uit een IP-adres en poortnummer. Een toepassing maakt een socket door een IP-adres en een poortnummer van een protocol samen te voegen. Als een toepassing de aflevering van gegevens moet garanderen, kiest de toepassing voor de verbindingsgeoriënteerde service (TCP). Als er geen garantie nodig is, kiest de toepassing voor de verbindingsloze service (UDP). De informatie wordt vervolgens via de TCP/IP-lagen als een broadcast of gericht bericht (een bericht naar een bepaalde computer) op het netwerk verzonden. Als de computer probeert een sessie tot stand te brengen wordt de verbinding tot stand gebracht met behulp van de opgegeven socket.

Sockets

Dit zijn eigenlijk vrij technische programmeer-interfaces die een hele tijd terug in het leven werden geroepen voor het maken van de eerste netwerkapplicaties. Een socket creëert eigenlijk op netwerkniveau een soort van telefoonverbinding tussen twee punten op dat netwerk. Zodra de communicatie tot stand is gebracht en de socket is geopend, ontstaat er een permanente verbinding tussen de twee punten op het netwerk (In technische termen typeert dit een connectie-georiënteerd protocol - er bestaan ook connectieloze protocols, die werken op basis van afzonderlijke, korte boodschappen die keer op keer onderling worden uitgewisseld). Beiden kunnen langs hun respectievelijke sockets met elkaar communiceren, zonder zich zorgen te maken over het al dan niet arriveren van de data aan de andere kant van de lijn, over de volgorde waarin de data arriveert, etcetera.

SOCKS

  • Socket Secure Server
Een standaard die op een computer achter een firewall in staat stelt om gebruik te maken van internet- respectievelijk TCP/IP-diensten, zoals FTP, Telnet of WWW, om toegang te krijgen tot resources buiten de firewall. De veiligheidsvoorwaarden die door de firewall moeten worden gewaarborgd worden door SOCKS gehandhaafd. SOCKS wordt gedefinieerd in de volgende RFC's: 1928, 1929 en 1961.

Socks

  • Sockisfied
Socks is een open industriestandaard die werkt op laag 5, de sessielaag van het OSI-Model. Hij legt een verbinding tussen twee hosts (internetcomputers). Willen we gebruik maken van Socks, dan moet het TCP/IP-stack (software voor het TCP/IP) die wel ondersteunen. De nieuwste versie is Socks versie 5, die ondersteuning geeft voor authentication en encryptie, UDP (variant op TCP, alleen niet verbinding-ge�riënteerd) en DNS. Doordat het Socks-protocol op de sessie-laag plaatsvindt en niet op de applicatie-laag, is het applicatie-onafhankelijk.

Spraak over IP

  • Voice over IP
Een goedkopere manier om telefoongesprekken te voeren. Hiermee wordt met name - maar niet uitsluitend - spraak over internet bedoeld. De voordelen zijn langzamerhand bekend: interlokaal en internationaal telefoneren tegen lokaal tarief. De nadelen ook: een matige geluidskwaliteit en geregeld wegvallende verbindingen. Maar gelet op het feit dat alle grote computerbedrijven zich met dit verschijnsel bemoeien en gezien de welwillende houding van de meeste grote telefoonmaatschappijen ter wereld, mogen we aannemen dat deze technologie zeer snel op grote schaal ge�mplementeerd zal zijn.

SRV-records

DNS-record. SRV-records lijken veel op MX-records (Mailserver), maar ze zijn niet protocolspecefiek. In plaats daarvan wordt het protocol opgenomen in de naam die je opzoekt en dat werkt uitstekend omdat een clientapplicatie heel goed weet welke protocolnaam hij moet zoeken.

SSL

  • Secure Sockets Layer
Een Internet-protocol dat beveiligde en geverifieerde TCP/IP-verbindingen biedt. Een client en een server voeren een handshake uit waarbij ze het niveau van beveiliging overeenkomen, zoals de eisen voor authentication en codering. SSL kan worden gebruikt om vertrouwelijke gegevens voor de overdracht te coderen.

Stateless

Protocol dat niets onthoudt. Een voorbeeld van een stateless protocol is HTTP.

Stateless autoconfiguration

Functie van IPv6. Het initiatief van de configuratie gaat steeds meer uit van de client. Door middel van multicast pakketjes zal de client zelf in staat zijn om uit te zoeken welke adresconfiguratie gebruikt moet worden.

Statisch IP-adres

Tegen betaling kun je bij een internetprovider een vast IP-adres krijgen. Elke machine die met het internet verbonden is, heeft zijn eigen (uniek) nummer of IP-adres.

Statische IP-routing

Statische routing is een ingebouwde functie van IP die functioneert zonder dat er andere services vereist zijn. Een statische routingtabel moet op elke router handmatig gemaakt en onderhouden worden. Een statische router kan een standalone routingapparaat of een multihomed NT-server zijn.

Statische routingtabel

In een statische routingtabel wordt de relatie gedefinieerd tussen bekende netwerken en de routerinterfaces die worden gebruikt om toegang te krijgen tot die netwerken. Een statische routingtabel bevat de volgende vijf gegevenskolommen:
  1. Netwerk-adres
    Het adres van elk bekend netwerk, inclusief het lokale adres (0.0.0.0) en broadcasts (255.255.255.255).
  2. Netmasker
    Het subnetmasker behorend bij elk netwerk.
  3. Gateway-adres
    Het IP-adres van het ingangspunt (de routerinterface) van elk netwerk.
  4. Interface
    Het hardware-adres dat is toegewezen aan de interface van het netwerk.
  5. Metrisch
    Het aantal hops tussen het eigen netwerk en het doelnetwerk.

Subdomein

Een domein in de DNS-naamsruimte (namespace) die rechtstreeks onder een ander domein staat. Bijvoorbeeld een url als http://mijndomein.computerwoorden.nl.

Subnet

Bijna elk bedrijf dat een verbinding heeft met internet wordt ge�dentificeerd door een uniek netwerk-ID dat is toegewezen door het InterNIC. Dit netwerk-ID mag op generlei wijze gewijzigd of aangepast worden. Men kan echter wel alle host-ID's die aan het bedrijf zijn toegewezen, gebruiken zoals men wil. Zo kan men enkele van de host-ID's die zijn toegewezen aan het netwerk gebruiken om het netwerk onder te verdelen in subnetwerken. Een subnet is een netwerk of een netwerk-ID dat is gemaakt door bits te lenen van het host-ID-gedeelte van een IP-adres en te gebruiken als onderdeel van het netwerk-ID. Als een netwerk op dit moment bestaat uit vier fysieke netwerken die van elkaar gescheiden zijn door routers, zijn er extra netwerk-ID's nodig om informatie in die netwerken te routeren. Men kan dit bewerkstelligen door het standaardsubnetmasker te wijzigen om de extra bits van het host-ID-gedeelte van de adresklasse te kunnen toevoegen aan het netwerk-ID-gedeelte.

Subnetmasker

  • Subnet Mask
Het subnetmasker is een 32-bits adres dat aangeeft hoeveel bits in een IP-adres worden gebruikt voor het netwerk-ID-gedeelte. Het subnetmasker geeft de lengte van het netwerk-ID-gedeelte aan door alleen enen te gebruiken in het gedeelte van het subnetmaskadres dat overeenkomt met het netwerk-ID-gedeelte van het adres waaraan het subnetmasker is gekoppeld.

Subnetten

Het IP-adresbereik is onderverdeeld in drie grote groepen: de adresklassen A, B en C. Soms is het echter nodig om een adressenbereik verder onder te verdelen in subnetten, omdat het adressenblok dat door het InterNIC is toegewezen niet goed werkt in de huidige netwerktopologie. Elk netwerk-ID is verbonden aan een fysiek segment van een netwerk. Als u een klasse C-adres ontvangt en u al twee fysieke netwerken hebt, moet uw klasse C-adres verder onderverdeeld worden. Het proces van het verder onderverdelen van een reeds bestaand netwerk-ID wordt subnetten genoemd.

Subnetten , stappenplan

Belangrijke stappen:
  1. Bepaal hoeveel netwerk-ID's er in totaal vereist zijn. Houd hierbij in gedachten dat er in de toekomst netwerken zullen worden toegevoegd.
  2. Bepaal de hoeveelheid host-ID's die elk netwerk moet ondersteunen. Ook moet u er hierbij rekening mee houden dat er in de toekomst aan elk netwerk hosts zullen worden toegevoegd.
  3. Definieer een subnetmasker dat ondersteuning biedt voor het aantal netwerken en hosts dat per netwerk is vereist.
  4. Definieer de te gebruiken netwerk- of subnet-ID's.
  5. Definieer alle host-ID's die op elk netwerk moeten worden gebruikt.

Subnetten, voordelen

Het gebruik van subnetten heeft veel voordelen. Zo biedt het de mogelijkheid netwerken die verschillende toegangsmethoden voor de media gebruiken met elkaar te verbinden. Een router kan bijvoorbeeld een Ethernet-netwerk verbinden met een TokenRing-netwerk. Daarnaast is het mogelijk de fysieke beperkingen van de netwerkcapaciteit te compenseren. Een Ethernet-netwerk kan slechts een beperkt aantal hosts ondersteunen. Als men het netwerk onderverdeelt in subnetten, kan men een groter aantal hosts ondersteunen op het hele netwerk. Deze segmentatie vergroot ook de effectieve bandbreedte van het netwerk doordat de hoeveelheid netwerkverkeer afneemt. Tenslotte kunnen netwerken die fysiek van elkaar zijn afgesloten, zoals WAN's, met elkaar communiceren dankzij het gebruik van subnetten.

Supernetting

Een functie van de CIDR. Hiermee kunt u een aantal klasse C-adressen in één subnet samenvoegen door het aantal bits dat het netwerk-ID gebruikt te verkleinen (door het subnetmasker te veranderen).