Netwerk woordenboek - Computerwoorden.nl: Een begrip in de ICT!
computerwoorden.nl
Netwerk woordenboek
Printlijst:
Home | Sitemap | Zoektips |

Netwerk

Ram Mobile Data netwerk

Politieagenten krijgen via een handcomputer direct toegang tot de bestanden van onder meer de Rijksdienst voor het Wegverkeer en Multipol (persoonsinformatie).

RamNet

Draadloos datanetwerk van Ram Mobile Data.

RAS

  • Remote Access Service
De server benaderen vanaf een externe locatie via een communicatieverbinding. Met RAS kunnen gebruikers vanuit hun huis inbellen op het netwerk

RDMA

  • Remote Direct Memory Access
Techniek van 10GE-netwerken (10 Gigabit Ethernet). Met behulp van deze techniek kan een machine via zijn netwerk gegevens direct in het geheugen van de computer plaatsen. Daarbij wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van de bandbreedte van het geheugen en de processor.

READ

Recht van een gebruiker van een netwerk: de gebruiker mag in deze directory bestanden lezen.

Real delay

De vertraging die inherent is aan het overbruggen van een bepaalde afstand: hoe groter de afstand, hoe groter de vertraging.

Remote acces

Remote acces maakt het mogelijk om thuis of vanaf een andere lokatie gebruik te maken van het bedrijfsnetwerk met de daarop aanwezige applicaties en informatie.

Remote Access Leadership

Oplossingen voor centrale netwerktoegang voor decentrale gebruikers en werkgroepen via het Internet en het eigen intranet.

Remote control

Voor een netwerkbeheerder is het prettig om vanaf iedere werkplek de server te kunnen configureren. Via deze software kunt u verbinding leggen met een remote computer en zijn functies overnemen. De verbinding wordt meestal via een modem tot stand gebracht. Remote control software wordt vaak gebruikt om beheersfuncties uit te voeren of om netwerkgegevens van een remote-locatie op te halen.

Remote login

De mogelijkheid om op afstand in een andere computer in te loggen door gebruik te maken van een applicatie programma gebaseerd op TELNET - een voor dit doel ontwikkeld terminal emulatie protocol. De gebruiker kan commando's ingeven via de eigen computer en op die wijze files bekijken, bewerken en wat al meer in een andere computer -die waar ook ter wereld kan staan- alsof het zijn eigen computer was.

Repeater

Een netwerkapparaat dat een signaal "verfrist", dat tijdens het transport door een kabel enigszins verzwakt is. Door repeaters te plaatsen kan men voorkomen dat het signaal aan het eind van de kabel zo verzwakt of vervormd is dat het niet meer herkenbaar is.

Resource sharing

Het gebruik van beschikbare apparatuur en gegevens door meerdere gebruikers.

Resources

  • Hulpbronnen
Elk deel van een computersysteem. Gebruikers op een netwerk kunnen resources van een computer delen, zoals harddisk, printers, modems, CD-ROM-drives en zelfs de processor.

Responstijd

De tijd die verstrijkt tussen het einde van een bericht en het begin van een antwoord. Ook terminalvertraging en netwerkvertraging worden hierbij gerekend.

Responstijd

De tijd die een pakket, computer, server, helpdesk of iets anders nodig heeft om te reageren op een actie van een gebruiker.

RG58

Een 4 mm dunne, flexibele, afgeschermde netwerkkabel met een impedantie van 50 Ohm.
RG-groep verschillen.
RG-groep verschillen.

RII

  • Routing Information Indicator
Dit is de eerste bit in het afzenderadres, die als hij op ' 1' is gezet, aangeeft dat source routing in het Tokenring netwerk wordt gebruikt.

RIN

  • Research InterNet
Netwerk van Rank Xerox.

Ring

  • Ringnetwerk
Een netwerktopologie waarbij stations circelvorming verbonden zijn en dus in een ring de informatie versturen.
Schematische weergave van een ringnetwerk.
Schematische weergave van een ringnetwerk.

Ring Topologie

  • Ringnetwerk
Samenstelling van een netwerk door alle werkstations en servers aan te sluiten in een ring. Elk station heeft dus een voorganger en een opvolger. Alle communicatie loopt via elk station. IBM TokenRing is een dergelijk netwerk. Bij de ring-topologie zijn de computers op een kabel in een cirkel met elkaar verbonden. Er komt geen afgesloten einde voor. De gegevens verplaatsen zich over de lus en gaan door elke computer. Elke computer fungeert als een repeater die het signaal versterkt en doorstuurt. Omdat het signaal door elke computer gaat, kan een storing in een computer het hele netwerk plat leggen. De ring kan zijn uitgerust met een voorziening die ervoor zorgt dat de verbinding van de defecte computer met de ring wordt verbroken zodat het netwerk ondanks de storing blijft functioneren.
Schematische weergave van een ringnetwerk.
Schematische weergave van een ringnetwerk.

Ringlijnverdeler

Door een ringlijnverdeler kunnen gebruikers op een TokenRing LAN aangesloten worden. In een TokenRing kunnen maximaal 33 verdelers. met elk 8 gebruikersaansluitingen worden opgenomen; 260 gebruikers. Een ringlijnverdeler heeft geen stroomverzorging nodig. De afstand tussen twee ringlijnverdelers bij gebruik van IBM-kabeltype 1 is 300 meter, indien versterkers worden ingezet, wordt dit ca 750 meter. Bij gebruik van IBM-kabeltype 1 wordt bij breuk in een van de kabels tussen de ringlijnverdelers een backup lijn gemaakt door lusvorming.

Ringstructuur

De populariteit van de ringtopologie is te danken aan IBM met zijn tokenring technologie. Net zoals bij de busstructuur wordt bij de tokenring gebruikt gemaakt van slechts een enkele kabel waarbij de kabeleinden worden doorgelust om een fysieke ring te vormen. Een tokenring netwerk wordt echter geïmplementeerd als een fysieke ster. Ieder werkstation is direct aangesloten op een centrale verbindingskast (MAU of hub). Een ringstructuur kan bestaan uit meerdere ringen die onderling in een grotere ring verbonden zijn. Doordat de ring aaneengesloten is, is het mogelijk dat de data bij storingen en/of kabelbreuken een andere route kiest. FDDI is de glasvezelvorm met een ringstructuur.

Ringstructuur-netwerk

Lijkt sterk op een busstructuurnetwerk. Alle netwerkstations zijn via een kabel verbonden maar ook de uiteinden van de kabel zijn aan elkaar geknoopt. Hierdoor ontstaat een doorlopende ring waaraan dit type netwerk z'n naam ontleent. De werkstations communiceren met elkaar door een bericht de ring op te sturen. De berichten draaien volgens een vaste richting en gaan vooraf door een adres (de token). Elk station onderschept het bericht en kijkt het of het aan hem geadresseerd is. Is dat niet zo, dan gaat het bericht door naar een volgend station. Het station waarvoor het bericht bestemd is plukt het van de ring en geeft in de token aan dat het bericht ontvangen is. De oorspronkelijke zender leest de token en ziet dat het bericht is aangekomen is en verwijdert het van de ring.

Riserkabel

In veel bedrijfspanden zijn de telefonie- en netwerkvoorzieningen te complex en kostbaar om vanuit een centrale ruimte aan te sturen. Daarom wordt vaak gekozen voor patchruimtes waar bekabeling van telefonie en netwerk samenkomen voor een verdieping, afdeling of onderdeel van een gebouw. De patchruimtes worden met elkaar (en met de centrale computerruimte) verbonden via riserkabels. Traditioneel staat de benaming riser voor bekabeling die verticaal verloopt (tussen verdiepingen), maar wordt ook gebruikt voor andere aansluittechnieken.
Netwerkkabels die van de ene verdieping naar de andere gaan.
Netwerkkabels die van de ene verdieping naar de andere gaan.

Riserpaneel

In elk patchpaneel bevindt zich een riserpaneel, dat de outlets (de aansluitingen voor werkplekken) verbindt met de centrale bekabeling.

RJ-45

  • Registered Jack 45
  • Recommended Jack 45
Stekkertje met 8 pinnetjes. Een achtpolige modulaire stekker voor de verbinding van een telefoonlijn met een aansluiting in de muur of met een ander apparaat. Gelijk aan RJ-11 maar met twee keer zoveel pennen. Veel gebruikt door UTP-verbindingen.
RJ45 connectie patchkabel.
RJ45 connectie patchkabel.
RJ45 versus PTT8c kabelkleuren.
RJ45 versus PTT8c kabelkleuren.

RJ-5

  • Western-stekker
Miniatuur-stekker met acht polen, die vooral voor UTP-kabels voor 10BaseT en 100BaseT wordt ingezet. Vandaag de dag maken ook STP- respectievelijk S/STP-kabels meestal van deze stekker gebruik.

RLAN

  • Radio-LAN
Local Area Network dat in plaats van een bekabeling de radioweg voor haar verbindingen gebruikt.

RM cel

  • Resource Management cel
ATM-cellen die met regelmaat in de celstroom heen en weer meegezonden worden. Iedere switch waar de cel langs komt verlaagt de toegestane snelheid tot de snelheid die daar mogelijk is. Als de cel weer op de oorspronkelijke plaats aankomt heeft hij de optimale snelheid, die zal worden aangehouden totdat een volgende RM-cel terugkomt.

RMON-manager

  • Remote Monitoring manager
Deze software module in de switch kun je ook extern benaderen en de verzamelde informatie lezen.

Router

Apparaat dat computers met elkaar verbindt en/of met het internet. Dit apparaat wordt vaak gebruikt in plaats van een modem. Omdat dit apparaat bepaalt langs welke route de data wordt verstuurd/ontvangen, wordt dit apparaat een router genoemd.

Router

Een router koppelt netwerken op het niveau van de netwerklaag. De werking is verder gelijk aan die van een bridge, maar met een router zijn koppelingen van twee verschillende netwerken met verschillende protocollen mogelijk. Ook het bepalen van de snelste weg in een netwerk is een taak die door een router wordt uitgevoerd. Omdat er door een router nog meer georganiseerd moet worden dan door een bridge, is een router trager dan een bridge. Een router is een autonoom apparaat, dat op de ISO-laag 3 werkt en bijvoorbeeld een verbinding van een Ethernet-LAN naar X.25 (DataNet 1 ) kan maken; een LAN/WAN-verbinding. Netwerklaag.
  • Kent het adres van elk segment
  • Bepaalt het beste pad dat voor de verzending gebruikt moet worden
  • Kan boodschappenverkeer naar het lokale segment filteren
  • Kan packet-switching toepassen.
  • Pakketten over meerdere netwerken leiden.
  • Kan met volgende protocollen werken:
    • DECnet
    • IP
    • IPX
    • OSI
    • XNS
    • DDP
  • Kan met de volgende protocollen niet werken:
    • LAT
    • NetBEUI
Router soorten.
Router soorten.
Verschillen tussen dynamische en statische routers.
Verschillen tussen dynamische en statische routers.

Router (hardware matig)

Dit zijn Routers die door bedrijven als CISCO gemaakt worden. Ze bevatten een eigen operating system, dat geheel is toegesplitst op het routeren van packets. De apparaten zijn uitgerust met 2 of meer aansluitingen. Dit kunnen UTP, BNC, AUI, ISDN of POTS aansluitingen zijn. Ook kunnen routers uitgerust zijn met speciale aansluitingen zoals T1, T2 en T3 of nog groter. Ook glasvezel connectors zijn beschikbaar. Het configureren van een hardwarematige router een behoorlijk lastige klus is dankzij het eigen operating system. Dit blijkt uit het feit dat voor CISCO routers aparte cursussen bestaan voor beheerders van dit merk. Voordelen van dit type routers zijn vooral in de veelzijdigheid en schaalbaarheid te vinden. Hardwarematige routers kunnen met een "oneindig" hoeveelheid poorten worden uitgerust. Zo kan een Router als "back-bone" fungeren binnen het netwerk. Extra kan dan een "dail on demand" verbinding of een vaste verbinding naar andere netwerken zoals het Internet of een elders gelegen kantoor.

Routering

Het vinden van een route naar een computer op het Internet. Routering is een van de taken van het IP-protocol.

Routers (softwarematig)

Dit zijn routers die op een al aanwezige Novell Netware, Windows of andere server draaien. Ze werken net zoals een gewone toepassing op deze servers. Dankzij het feit dat servers ook uitbreidbaar zijn met alle mogelijke aansluitingen is hier geen verschil.

Belangrijkste nadeel onder Windows is het feit dat een Windows server niet meer dan 4 netwerkkaarten aan kan. Resultaat is dat er dus maximaal 4 netwerksegmenten gemaakt kunnen worden. Waarschijnlijk vallen diversen ISDN kaarten ook onder dit principe, wat de uitbreiding dus alleen maar kleiner maakt. Echter, een server kan eenvoudig worden voorzien van een externe modempool, danwel POTS, danwel ISDN.

Grootste voordeel voor softwarematige routers is het feit dat een beheerder bekend is met het onderliggende NOS (Network Operating System) zonder extra kennis de router kan configruereren. Hierdoor is de toepassing van dit soort routers een stuk eenvoudiger. Ook zijn de meeste van deze routers gratis verkrijgbaar bij de makers van het NOS of wordt het zelfs meegeleverd met het NOS. Nog een voordeel is dat een server Router meteen dienst kan doen als server op alle segmenten (handig voor authorisatie van gebruikers binnen Windows NT), hierdoor wordt het netwerkverkeer van en naar de server beperkt tot het eigen segment.

Routing

Als gegevens vanaf een computer op het ene netwerk worden verzonden naar een computer op een ander netwerk, wordt daarbij gebruik gemaakt van routing. De enige taak die een router heeft in een netwerk, is het doorsturen van pakketten naar de juiste bestemming of de afzender laten weten dat de opgegeven bestemming onbekend zijn en onbereikbaar is. Een router kan een standalone apparaat zijn of een service van een computer (zoals in Windows NT-server). Een router zorgt dat een netwerk verbindingen tot stand kan brengen met hosts op een ander netwerk. Routers worden ook wel 'gateways' genoemd. Een gateway is een TCP/IP-host die gelijktijdig verbindingen onderhoudt met twee of meer netwerken. Dergelijke apparaten worden ook wel multihomed hosts genoemd.

RP

  • Perifeer Programmeren
In plaats van opdrachten over het netwerk te schreeuwen verplaatst een intelligente eenheid zich naar de computer waar het werk gedaan moet worden. Dat wil dus zeggen dat het netwerk veel minder werk hoeft te doen voor een gegeven taak.

RPC

  • Remote Procedure Call
  • Externe procedure-aanroep.
Een verzameling protocollen voor het geven van instructies die via het netwerk kunnen worden verstuurd om uitgevoerd te worden. Een client computer verstuurt een verzoek naar een server en de resultaten woden naar de client computer gestuurd. De computer die het verzoek indient en de computer die het verzoek afhandelt, zijn ver van elkaar gescheiden in een netwerk. Remote procedure calls spelen een sleutelrol in gedistribueerde gegevensverwerking en het client/server-computermodel.

RSCS

  • Remote Spooling Communications System
Netwerk van IBM voor bestandsoverdracht.

rt-VBR

  • Real-time Variable Bit Rate
Een Quality of Service niveau bij ATM. Wanneer het op tijd aankomen van pakketjes belangrijk is, zoals bij video en geluid.

RTSE

  • Reliable Transfer Service Element
Service-element van het OSI-referentiemodel voor het bereiken van een betrouwbare gegevensuitwisseling.

Rules

  • Regels
Een firewall maakt gebruik van rules. Door middel van rules wordt bepaald of een bepaalde activiteit wel of niet plaats mag vinden. Deze regels worden vervolgens verbonden aan netwerkinterfaces, zoals netwerkkaarten, ISDN-interfaces, enzovoorts. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen source (bron) en destination (doel) interfaces om te bepalen welke richting de pakketjes op mogen gaan. Er zijn twee verschillende rules, een regel waarmee bepaald wordt dat iets niet mag (deny-rule), of een regel waarmee bepaald wordt dat iets wel mag (allow-rule).

Runt

  • Undersized packet
Een term die gebruikt wordt bij netwerken. Een runt is een pakket dat te klein is. Bij het Ethernet-protocol bestaat een datapakketje uit minimaal 64 bytes. Een runt bij Ethernet is meestal een fragment van een packet collision (botsing). Een runt kan ook het resultaat zijn van een slechte bedrading of van een elektrische storing. Runts worden geregistreerd door programma's die de RNM (Remote Network Monitoring) standaard informatie basis voor de administratie van het netwerk gebruiken. RMON noemt runts ook wel undersize packets. Tegengestelde van een runt is een giant (oversized packet).

Runts

Framefragmenten die overblijven na botsingen op het netwerk.

RWIN

Instelling die bepaalt hoeveel informatie een computer kan ontvangen voordat hij een bevestiging (ack) moet zenden.