Lijst met DOS commando's (opdrachtregels) - Computerwoorden.nl: Een begrip in de ICT!
computerwoorden.nl
Lijst met DOS commando's (opdrachtregels)
Printlijst:
Home | Sitemap | Zoektips |

Doscommando's

SCANDISK

Het gebeurt wel eens dat Windows onjuist wordt afgesloten, bijvoorbeeld als er een programma crasht. De enige oplossing is dan vaak het uit- en weer aanzetten van de computer. In zulke gevallen start Windows 98 automatisch het programma ScanDisk. Dit programma kijkt of de verwijzingen naar bestanden en mappen nog wel kloppen, identificeert verloren stukken informatie en probeert als het nodig is zoveel als mogelijk te herstellen. In de meeste gevallen is er niets aan de hand. Het is tevens een MS-DOS commando, opvolger van chkdsk.

Schakeloptie

Een optie van een commando waarmee de werking van dat commando is aan te passen.

Search mapping

Het instellen van een doorloopprocedure voor een te volgen pad op een netwerk. Dit is vergelijkbaar met het PATH in een DOS-omgeving.

SET

Dos-commando om een variabele in de environment te plaatsen. Standaard variabelen in de environment zijn COMSPEC, PROMPT en PATH. Verder is elke willekeurige variabele in de environment te plaatsen en in batch-files en software te gebruiken.

SET
Syntax:
SET [variabele=[tekenreeks]]
Parameter Beschrijving
SET Zonder parameters geeft de huidige omgevingsvariabelen weer.
variabele De naam van de omgevingsvariabele.
tekenreeks Een reeks tekens die u aan de variabele wilt toewijzen.

Als de opdracht SET wordt aangeroepen met alleen een variabele-naam,zal deze de waarde weergeven van alle variabelen waarvan het voorvoegsel overeenkomt met de naam die is gegeven aan de opdracht SET. Bijvoorbeeld: SET P geeft alle variabelen weer die beginnen met de letter P.

Schakelopties
Schakeloptie Beschrijving
SET /A expressie Schakeloptie /A bepaalt dat de tekenreeks rechts van het is-gelijkteken een numerieke expressie is die wordt geëvalueerd. De expressie-evaluator is vrij eenvoudig en ondersteunt de volgende bewerkingen, in aflopende volgorde van voorrang:
  • ()
    groepering
  • * / %
    rekenkundige operators
  • + -
    rekenkundige operators
  • << >>
    logische verschuiving
  • &
    And per bit
  • ^
    Uitsluitende Or per bit
  • |
    Or per bit
  • = *= /= %= += -=
    toewijzing
  • &= ^= |= <<= >>=
  • ,
    expressie-scheidingsteken
SET /P variabele=[promptString] De schakeloptie /P biedt u de mogelijkheid om de waarde van een variabele in te stellen op een regel van opgegeven invoer door de gebruiker. De opgegeven promptString wordt weergegeven voordat de invoerregel wordt gelezen. De promptString kan leeg zijn.

SETVER

Commando in MS DOS. Stelt het versienummmer in dat MS-DOS opgeeft aan het programma.

SETVER
Opdrachten Beschrijving
SETVER [station:pad] Weergeven huidige versietabel
SETVER [station:pad] bestandsnaam n.nn Toevoegen van ingang
SETVER [station:pad] bestandsnaam /DELETE [/QUIET] Verwijderen van ingang

Parameters
Parameter Beschrijving
[station:pad] De locatie van het bestand SETVER.EXE.
bestandsnaam De bestandsnaam van het programma.
n.nn De MS-DOS-versie die wordt opgegeven aan het programma.
/DELETE of /D De versietabelingang voor het opgegeven programma wordt verwijderd.
/QUIET Het bericht dat verschijnt als een versietabel wordt verwijderd, wordt niet weergegeven.

SETVER.EXE

Commando in MS DOS 6. Laadt de versietabel van MS-DOS in het geheugen. Dit stuurprogramma moet worden geladen met DEVICE of DEVICEHIGH in CONFIG.SYS.

SHARE

Commando in MSDOS 6. Start het programma Share, dat het gemeenschappelijk gebruik van bestanden op schijven en netwerkstations mogelijk maakt. Tevens biedt het programma mogelijkheden voor bestandsvergrendeling.

SHELL

Commando in MS DOS 6. Geeft de naam en de lokatie aan van de opdrachtvertaler die MS-DOS moet gebruiken. U kunt deze opdracht alleen opgeven in het bestand CONFIG.SYS.

SHIFT

Commando in MS DOS. Verandert de positie van vervangbare parameters in een batch-bestand.

SHIFT
Opdracht Beschrijving
SHIFT [/n] Als opdrachtextensies worden ingeschakeld, ondersteunt de opdracht SHIFT de schakeloptie /n, waardoor de opdracht begint met het verplaatsen vanaf het x-de argument, waarbij x een waarde van 0 t/m 8 is. Bijvoorbeeld: SHIFT /2 verplaatst %3 naar %2, %4 naar %3 etc, waarbij %0 en %1 niet worden beïnvloed.

Smartdrive

Hulpprogramma dat standaard met MS DOS wordt meegeleverd. Hiermee kan een gedeelte van het computergeheugen gereserveerd worden als buffer voor de harde schijf of de diskettestations, zodat het opslaan en lezen van de informatie een stuk vlotter verloopt.

SMARTDRV

Commando in MS DOS 6. Als u deze opdracht opgeeft achter de DOS-aanwijzing of in het bestand AUTOEXEC.BAT wordt een schijf-cach gemaakt in de extended memory. De cache verhoogt de snelheid waarmee u toegang krijgt tot uw vaste schijf. Als u de opdracht laadt met de opdracht DEVICE in CONFIG.SYS, is smartdrv compatibel met vaste-schijfcontrollers die niet werken met EMM386 en met MicroSoft Windows in "enhanced" modus. Gebruik deze opdracht niet wanneer u Windows gebruikt.

SORT

Commando in MS-DOS. Leest invoer, sorteert gegevens en geeft het resultaat vervolgens op het scherm weer of schrijft dit naar een bestand of ander apparaat.

SORT
Syntax:
SORT [/R] [/+n] [/M kB] [/L landinstelling] [/REC record-bytes] [[station1:][pad1]bestandsnaam1] [/T [station2:][pad2]] [/O [station3:][pad3]bestandsnaam3]
Parameter Beschrijving
/+n Bepaalt het tekennummer, n, waarmee elke vergelijking begint. /+3 geeft aan dat elke vergelijking moet beginnen bij het derde teken op elke regel. Regels met minder dan n tekens worden ingevoegd voor andere regels. Standaard beginnen vergelijkingen bij het eerste teken op elke regel.
/L[OCALE] landinstelling Heft de standaardlandinstelling voor het systeem op met de opgegeven landinstelling. De landinstelling ""C"" geeft de snelste invoegvolgorde en is momenteel de enige optie. Het sorteren is niet hoofdlettergevoelig.
/M[EMORY] kilobytes Bepaalt de hoeveelheid hoofdgeheugen die wordt gebruikt voor het sorteren, in kilobytes. De hoeveelheid geheugen is minimaal 160 kB. Als de hoeveelheid geheugen wordt opgegeven, wordt precies die hoeveelheid gebruikt voor het sorteren, ongeacht hoeveel hoofdgeheugen beschikbaar is.
/REC[ORD_MAXIMUM] tekens Bepaalt het maximum aantal tekens in een record (standaard is 4096, maximum is 65535)
/R[EVERSE] Keert de sorteervolgorde om (sorteert van Z naar A en van 9 naar 0).
[station:][pad1] bestandsnaam1 Bepaalt welk bestand wordt gesorteerd. Als dit niet wordt opgegeven, wordt de standaardinvoer gesorteerd. Het opgeven van het invoerbestand is sneller dan het herleiden van hetzelfde bestand als standaardinvoer.
/T[EMPORARY] [station2:][pad2] Bepaalt het pad van de map die de tijdelijke opslag van het sorteren bevat, als de gegevens niet passen in het hoofdgeheugen. Standaard wordt de tijdelijke map van het systeem gebruikt.
/O[UTPUT] [station3:][pad3] bestandsnaam3 Bepaalt het bestand waarin de gesorteerde invoer wordt opgeslagen. Indien niet opgegeven, worden de gegevens opgeslagen in de standaarduitvoer. Het opgeven van het uitvoerbestand is sneller dan het herleiden van de standaarduitvoer naar hetzelfde bestand.

STACKS

Een opdracht in de file CONFIG.SYS om het aantal en de grootte van de stacks aan te geven die DOS gebruikt voor het afhandelen van hardware interrupts. Indien men niets met hardware interrupts doet, kan men de regel STACKS=0,0 opnemen in CONFIG.SYS.

SUBMENU

Commando in MS-DOS 6. Definieert een keuzemogelijkheid in het opstartmenu die na selectie een aantal nieuwe keuzemogelijkheden biedt. Men kan deze opdracht alleen opgeven in een menublok in CONFIG.SYS.

SUBST

Commando in MS-DOS. Koppelt een pad aan een stationsletter.

SUBST
Syntax:
SUBST [station1: [station2:]pad]
SUBST station1: /D
Parameter Beschrijving
SUBST Als u een lijst met huidige virtuele stations wilt weergeven, typt u SUBST zonder parameters.
station1: Bepaalt het virtuele station waaraan u een pad wilt toewijzen.
[station2:]pad Bepaalt het fysieke station en pad waaraan u een virtueel station wilt toewijzen.
/D Verwijdert een gekoppeld (virtueel) station.

Switch

Optie of parameter bij een opdracht.

SYS

Commando in MS-DOS 6. Maakt van de schijf in het opgegeven station een opstartschijf door er de verborgen systeembestanden van MS-DOS en de opdrachtvertaler van MS-DOS (COMMAND.COM) naar toe te kopiëren.